Dyslexie

Steeds meer studenten hebben dyslexie

Er bestaan in Vlaanderen geen harde cijfers over het precieze aantal studenten in het hoger onderwijs met functiebeperkingen, maar tussen de 2 en de 3 procent van de 160 000 Vlaamse studenten, ruwweg geschat 4 000 in totaal, zou aan dyslexie lijden. De Hogeschool Gent ziet het aantal dyslectische studenten jaarlijks toenemen en introduceert nu onder meer leessoftware. Ook andere hogescholen en universiteiten zien deze functiebeperking groeien en organiseren begeleiding of nemen ondersteunende maatregelen. In Nederland en Groot-Brittannië zijn er wel cijfers. Statistici berekenden op basis daarvan de Vlaamse situatie. Op basis van de Britse cijfers zouden in Vlaanderen minstens 8 400 studenten een functiebeperking hebben. Op basis van de Nederlandse cijfers zijn het er meer: 12 800 tot 16 000. Veel hangt af van wat een functiebeperking precies inhoudt en hoe ze omschreven is.
functiebeperking aantal studenten
leerstoornissen (o.a. dyslexie) 2,22 % 3 480
blind/slechtziend 0,15 % 237
doof/slechthorend 0,27 % 427
motoriek 0,22 % 348
geestelijke gezondheidsproblemen 0,23 % 364
chronische aandoeningen (diabetes, epilepsie, …) 1,08 % 1 708
meervoudige functiebeperkingen; 0,53 % 838
andere 0,66 %

Percentage Vlaamse studenten met een functiebeperking (berekening op basis van de situatie in Groot-Brittannië) ‘Studeren met een handicap. Belemmeringen die studenten met een lichamelijke beperking, psychische klachten of dyslexie in het hoger onderwijs ondervinden.’ Broenink, N., Gorter, K. - Verwey-Jonker Instituut, 2001. www.natdisteam.ac.uk (> Statistics > The percentage of disabled higher education students on UK higher education programmes)
«We hebben allemaal wel een vorm van dyslexie»

Na de lagere en secundaire scholen houden nu ook de hogescholen en universiteiten meer rekening met studenten met een functiebeperking. Vooral ‘onzichtbare’ beperkingen zoals dyslexie worden nu ernstiger genomen. «Maar we moeten dringend betere diagnoses kunnen stellen om studenten met dyslexie echt te kunnen helpen», zegt VUBonderzoeker Pieter Depessemier. «Dyslexie is geen knop die bij de ene mens aan en bij de andere uit staat. We hebben het allemààl.»

Steeds meer studenten aan de hogeschool en de universiteit hebben dyslexie. Vanwaar die stijging?
Pieter Depessemier: «Er zijn niet meer mensen met dyslexie dan vroeger, maar er stromen meer dyslectici door en het probleem wordt beter gedetecteerd en ernstig genomen. Vroeger kon enkel een student in een rolstoel of met een geleide hond op begrip en ondersteuning rekenen, omdat zijn ‘probleem’ heel zichtbaar was. Maar we missen nog een goed diagnosesysteem voor dyslexie in het hoger onderwijs. Daar zijn we nu mee bezig.»

In je onderzoek richt je je op 16- tot 21-jarigen. Waarom ga je niet vroeger terug?
Pieter Depessemier: «Dyslexie is een hardnekkig probleem, dat je telkens voor nieuwe problemen stelt. In het lager onderwijs zullen lezen en schrijven moeizaam verlopen. In het secundair onderwijs zal dat verder blijken, bijvoorbeeld uit een achterstand voor spellen. Toch trekken veel leerlingen zich uit de slag. Maar eenmaal in het hoger onderwijs vallen ze door de hogere eisen voor lezen en schrijven door de mand. Dat kunnen we niet negeren.»

Hoe uit dyslexie zich bij studenten?
Pieter Depessemier: « De student leest traag, maakt veel fouten bij het schrijven, dat zijn de meest duidelijke symptomen. Maar misschien is hij ook onhandig, kan hij moeilijk op woorden komen, legt hij moeilijk verbanden, weet hij zijn tijd slecht in te delen, vindt hij het lastig structuur te brengen in zijn thesis, wil hij liever niet voor een groep staan… Dat zijn zogenaamde secundaire kenmerken van dyslexie. Dyslexie is dus meer dan een probleem met lezen en schrijven en kan aan de basis liggen van studieproblemen.» Waarom manifesteert het zich dan vooral bij lezen en schrijven? Pieter Depessemier: «Om de eenvoudige reden dat dit heel moeilijke vaardigheden zijn.»

In je onderzoek noem je vijf mogelijke verklaringen van dyslexie.
Pieter Depessemier: «Je kan inderdaad door vijf brillen naar leerlingen of studenten met een dyslexieprobleem kijken. Met lezen en spellen hebben ze allemaal moeite, maar de oorzaak kan verschillen en afhankelijk van de oorzaak moet je ze anders behandelen en begeleiden. Dyslexie heeft een cognitieve oorzaak, het zit in de hersenen. Bij de eerste theorie heb je problemen om fonologische informatie te verwerken. ‘Gele kast’ wordt ‘kele gast’ of omgekeerd. Dan is er dyslexie doordat je informatie moeilijker visueel (of auditief) kan waarnemen: de letters schijnen te dansen voor je ogen. Bij de derde theorie gaat het om moeilijkheden om snel talige informatie uit het langetermijngeheugen op te halen. Hierdoor heb je het moeilijk om snel te lezen, om op het juiste woord te komen, en je haalt begrippen door elkaar… De vierde verklaring is een automatiseringsprobleem: voor dezelfde lees- en schrijfopdrachten moet je steeds weer moeite doen. Ten vijfde kan je werkgeheugen niet optimaal functioneren. Als ik je de reeks ‘A5C4B8K2’ luidop voorlees en vraag de cijfers en letters apart in volgorde te plaatsen, lukt dat niet. Vergetelheden, slordigheid enz. horen in deze categorie thuis. Bij dyslectische mensen ziet men vaak een combinatie van meerdere van deze problemen, maar de eerste verklaring wordt verreweg het meest vastgesteld.»

Je hoort soms zeggen dat dyslectici dom zijn.
Pieter Depessemier: «Onzin. Dyslexie heeft niets te maken met meer of minder intelligentie. Er lopen snuggere kinderen genoeg rond die toch problemen hebben met lezen en schrijven. Onder dyslectici zijn er heel veel ‘compenseerders’, kinderen en jongeren die met hun dyslexie hebben weten om te gaan en ze weten te camoufleren. Vandaar dat dyslectici soms pas in het hoger onderwijs onderkend worden.»

Hoe camoufleer je dyslexie? Leraren zien en horen dat toch?
Pieter Depessemier: «Er bestaat een heel arsenaal aan trucs. Als het kind weet dat het morgen moet voorlezen, zal het zijn tekst uit het hoofd leren en doen alsof het voorleest. Dyslectische leerlingen zoeken vertalingen vooraf op, gebruiken meer de spellingchecker bij huiswerk, raadplegen in de bibliotheek luisterboeken om te weten hoe je woorden in het Frans uitspreekt, gaan situaties uit de weg waarin hun dyslexie zichtbaar wordt. Of ze concentreren zich heel sterk en weten zo de ergste fouten te vermijden. Dat laatste is een heel krachtige vorm van compensatie, die enkel doorprikt wordt bij tijdsdruk of als de taak erg moeilijk is. Maar dat zijn nu net typische kenmerken van het hoger onderwijs. Vandaar dat goede compenseerders pas dààr echt in de problemen komen.»

Hoe kan een lector of docent het dyslectische studenten wat gemakkelijker maken?
Pieter Depessemier: «Dat begint bij een consistente cursus: goed gestructureerd, sober lettertype, geen rechts uitgelijnde tekst, proportioneel correct weergegeven grafieken, actieve in plaats van passieve zinnen… Ik hoef je trouwens niet te vertellen dat zo’n cursus voor élke student een bonus is. Verder kan men dyslectische studenten de toestemming geven een examen mondeling in plaats van schriftelijk af te leggen, leessoftware introduceren e.d. Maar met dispenserende maatregelen alleen help je een dyslecticus niet vooruit. Hij moet gewapend worden met vaardigheden en hulpmiddelen om met zijn dyslexie om te gaan.»

Zoals?
Pieter Depessemier: «Begin bij een juiste diagnose. Een dyslecticus moet precies weten wat zijn probleem is, dat helpt hem al een eind verder. Met deze informatie kan hij immers nog beter compenseren. Voorts kan hij technische hulpmiddelen hanteren: de spellingchecker, voorleessoftware, mindmapping… Zolang het maar bij zijn leerstijl past.»

Op de deliberaties in secundaire scholen krijgen leerlingen soms het advies niet voort te studeren omdat ze dyslexie hebben. En jongere leerlingen zouden beter geen algemeen secundair onderwijs doen of een studierichting kiezen met veel uren talen. Terecht?
Pieter Depessemier: «Nee. Als die leerling intelligent en gemotiveerd genoeg is, waarom hem dan de kans niet geven? Mits de juiste begeleiding hoeft dat niet slecht af te lopen, integendeel. Zoals ik al eerder zei: dyslectici zijn niet dom. Ze gaan graag een intellectuele uitdaging aan en zullen dan ook hun best doen om niet achterop te geraken. »

Maar misschien komt niet elke hogere studie in aanmerking. Kan een achttienjarige met dyslexie in jouw ogen leraar worden?
Pieter Depessemier: «En waarom niet? Ik geef grif toe dat een studierichting met talen of veel schrijf- en leeswerk voor dyslectische studenten niet evident is, maar men moet zich in de opleiding afvragen welk doel een student moet bereiken: wat moet een onderwijzer correct op het bord kunnen schrijven? Ik kan je verzekeren dat een dyslectische student meestal op zo’n niveau staat dat hij de leerstof van het basisonderwijs met wat concentratie heus wel foutloos op het bord schrijft. Om dezelfde reden ben ik ertegen dat in het secundair onderwijs de leraar geschiedenis bij een toets punten aftrekt voor dt-fouten. Zo krijg je dyslectische leerlingen wel onderuit. Je beoordeelt de leerling niet op zijn geschiedkundige kennis maar voor taal. Men vergeet bovendien dat mensen met dyslexie ook evolueren. Kunnen lezen en spellen is geen lichtknop die bij de ene mens aan en bij de andere uit staat. Bij dyslectici staat deze knop aan, maar is het licht in minder of meerdere mate gedimd.»

‘Dyslexie in het secundair onderwijs: meer dan lezen en schrijven alleen’, Depessemier en Andries (2007) in ‘Onderwijsonderzoek: redelijk eigenzinnig?! Interdisciplinair onderzoek over onderwijs in de academische lerarenopleiding van de Vrije Universiteit Brussel’, p. 67 - 86, van Van Looy, L., Coninx, M. en Lochtman, K. (Eds) VUB Press, Brussel.
‘Dyslectici: een heterogene groep!’, Depessemier en Andries (2007), Zorgbreed 16.
Wij moeten ons nog altijd aanpassen»

Ivo Van Genechten is al heel zijn leven slechtziend. Pas toen hij aan de universiteit handelsingenieur studeerde, werd zijn behoefte aan geavanceerde hulpmiddelen groot. «Maar het aanbod was bijzonder klein. Bovendien was het Amerikaanse braillenotitietoestel dat ik kocht bijzonder duur. Er was toen nog geen concurrentie.» Twintig jaar later zorgt hij met zijn bedrijf Integra voor de nodige commerciële wedijver op de markt van hulpmiddelen voor slechtzienden, blinden én dyslectici.

Prijzen dalen maar sommige hulpmiddelen blijven bijzonder duur. Hoe komt dat?
Ivo Van Genechten: «Een scanner die een gedrukte tekst kan voorlezen, kostte in mijn studententijd tienduizend euro en nu heb je zo’n installatie al voor tweeduizend euro. Dus ook in onze sector is alles veel goedkoper geworden, maar heel wat zaken blijven duurder dan in de standaardhandel en dat mag, dat moét ook zo. Als iemand die goed ziet naar een winkel stapt om een laptop te kopen, dan kan die tien minuten later met zijn aankoop onder de arm naar buiten wandelen. Met wat minimale uitleg de beschrijving erbij kan hij aan de slag. Voor mensen die niet goed zien, is dat onmogelijk. Hun pc moet aan huis geleverd worden, het bureau moet vaak nog worden ingericht, en je moet véél meer uitleg geven voor de klant de pc kan gebruiken. In die hoge prijzen zit dus een aanzienlijk deel service.»

Waarom had jij pas aan de universiteit dure hulpmiddelen nodig?
Ivo Van Genechten: «In het secundair onderwijs behielp ik me met dikke stiften en een mechanische brailleschrijfmachine. Die machine maakt veel lawaai, in een aula zou dat storen. Je kan wel verkondigen dat iedereen open moet staan voor gelijke kansen en dat moeten we blijven stimuleren, maar wij mogen het ons ook niet te makkelijk maken. Wij moeten ons blijven aanpassen. Begrip en medewerking krijgen, is al heel veel. Reeds als student hielp ik kennissen geschikte hulpmiddellen vinden, later ben ik een eigen bedrijf gestart.»

Je verkoopt ook hulpmiddelen voor mensen met dyslexie. Wat is de link met materiaal voor slechtzienden?
Ivo Van Genechten: «Ze hebben dezelfde behoefte: ze willen sneller en comfortabeler een tekst doornemen. Voor een slechtziende is dit bijvoorbeeld een tekst vergroten, bij dyslexie eerder het lettertype en spatiëring aanpassen. Voor beide groepen is spraaktechnologie een enorme hulp. Dankzij dit soort hulpmiddelen kunnen zij perfect meedraaien in het reguliere onderwijs. Voor mensen met andere beperkingen of leerstoornissen bestaan er niet altijd even goede hulpmiddelen, zij hangen vaker af van mensen die hen in staat te stellen om te studeren.»

www.integra-belgium.com
«Leerplannen en eindtermen benadelen dyslectici»

Studenten met dyslexie zullen in de toekomst alle hulp kunnen gebruiken. Dat is de boodschap van het Vlaams Expertisecentrum voor Handicap en Hoger Onderwijs (Vehho). Een werkgroep stelt vast dat de evolutie van de leerplannen en eindtermen voor taal in het nadeel van dyslectici speelt. Met Wegwijzers probeert ze dat te compenseren.

«Als je naar de evolutie van de leerplannen en eindtermen voor talen kijkt, dan merk je dat in het basisonderwijs de grammaticale onderbouw minder expliciet voorkomt dan in de voorbije decennia», stelt de werkgroep. «Dit betekent dat studenten woordsoorten en zinsdelen nu minder expliciet kennen. In het secundair onderwijs ligt bovendien steeds meer nadruk op communicatieve vaardigheden. Vooral in technische richtingen wordt nauwelijks nadruk gelegd op de geschreven taal. Bij de taalvakken in het hoger onderwijs worden studenten dan ook geconfronteerd met begrippen die ze niet herkennen en regels die ze niet vlot kunnen hanteren. Deze evoluties spelen in het nadeel van studenten met dyslexie.»

Spelling en grammatica
«We merken zowel in Vlaanderen als internationaal dat de groep van studenten met leerstoornissen de sterkst stijgende groep is», vult Vehho-coördinator Gaspar Haenecaert aan. «Hogescholen en universiteiten besteden er niet alleen meer aandacht aan, recente ICT-ontwikkelingen leveren ook een grote bijdrage aan het opheffen van handicapsituaties. Denk maar aan gespecialiseerde software en steeds meer spelcorrectie in softwarepakketten. Bovendien zijn nu meer belangengroeperingen actief.» Om zorgcoördinatoren en begeleidingsdiensten te helpen, ontwierp het Vlehho twee Wegwijzers. De ‘Wegwijzer dyslexie’ geeft aan hoe ze in het algemeen met dyslexie kunnen omgaan (diagnose, attestering, begeleiding). De ‘Wegwijzer dyslexie en vreemde talen’ zoomt in op mogelijke oplossingen voor het spanningsveld tussen het omgaan met leerstoornissen en aanleren van andere talen. Haenecaert: «Deze Wegwijzer bevat veel concrete tips: struikelblokken in gesproken en geschreven taal en hoe je ze te lijf gaat, algemene aandachtspunten bij het lesgeven, tips om woordenschat, spelling en grammatica te leren enz. Pluspunt van deze Wegwijzer is dat ze in samenwerking met de begeleidingsdiensten uit hogescholen en universiteiten tot stand gekomen is.

Meer weten?
Op de website van het Vehho vinden zorgcoördinatoren en begeleiders een gedetailleerd overzicht van een dertigtal mogelijke handicapsituaties en hoe ze hiermee in onderwijssituaties kunnen omgaan: ADHD, doofheid, dyslexie, spieratrofie, chronisch vermoeidheidssyndroom, whiplash, spasticiteit enz. De focus ligt op hoger onderwijs, maar de informatie is op alle onderwijsniveaus bruikbaar.

Publicatie: Klasse
Publicatiedatum: Juni 2007
Auteur: Pieter Depessemier
p. 8-13

Unless otherwise stated, the content of this page is licensed under Creative Commons Attribution-ShareAlike 3.0 License