Onze reporter Dajo Hermans sprak met de vader van een geesteszieke man die wegkwijnt in de gevangenis — 'Mijn zoon is geen crimineel, hij is ziek. Maar in de psychiatrie was geen plaats, dus hebben ze hem maar in een cel gestoken. Tussen de grote gangsters.' Albert (60), een radeloze vader, getuigt over het ondragelijke lijden van zijn geesteszieke zoon. Die is een van de 1.070 geïnterneerden die wegkwijnen in onze gevangenissen.
'Kijk, toen was hij nog normaal', zucht Albert terwijl hij met zijn vale, vermoeide ogen door het fotoboek van zijn zoon Frederic (38) bladert. Hij toont een foto van vijf, zes jaar geleden. 'Toen was hij nog een knappe, toffe man. Maar tegenwoordig lijkt hij er zelfs niet meer op. Drie weken geleden is mijn oudste zoon Frederic nog gaan bezoeken in de gevangenis. Hij is verdikt en praat tegen zichzelf. Hij zou nu zelfs al stemmetjes horen. Stel je voor! Nee, mijn zoon hoort niet thuis in een cel, hij wordt er alleen maar zotter. Maar niemand die er zich ook maar iets van aantrekt.'
Tot drie jaar geleden was Frederic een vrij normale jongen, die als vertegenwoordiger in het koekjesbedrijf van zijn vader werkte. 'Toegegeven, de kiem van zijn ziekte was altijd al aanwezig', zegt zijn vader. 'Hij is nooit van de makkelijkste geweest. Mijn twee oudste zonen kwamen op een normaal uur thuis als ze op stap waren geweest. Maar Frederic, die zagen we met een beetje geluk 's morgens vroeg binnenstrompelen. Maar welke vader denkt dan dat zijn zoon paranoïde is en aan schizofrenie lijdt? Er zijn toch zoveel van die jonge gasten die aan alles hun voeten vegen en geen normbesef hebben.'
Vol agressie
Op 12 oktober 2006 barstte de bom bij Frederic. Hij was toen 35 en had juist de bons gekregen van zijn vriendin met wie hij al tien jaar samenwoonde. Het was 16.30 uur toen hij vol agressie naar huis reed en bij zijn bovenbuur, een gepensioneerde tandarts, binnenstormde. Enkele andere buren kwamen net op tijd tussenbeide. Even later en het was wellicht fataal afgelopen. Frederic werd opgepakt voor poging tot doodslag en belandde in de gevangenis van Gent.
'Ik zal die dag nooit vergeten', vertelt Albert. 'Die ochtend belde hij me al vroeg. Hij had weer een nieuwe klant aan de haak geslagen en ik moest zo snel mogelijk naar Deinze komen. We hadden afgesproken om 14 uur. Alles verliep zoals afgesproken, hij was zelfs goedgezind. Maar twee uur later, tegen halfvijf, zijn dan blijkbaar zijn stoppen doorgeslagen en heeft hij zijn buurman gemolesteerd. Waarom? Omdat die man af en toe tegen de muur bonkte, heeft hij me achteraf verteld. Hij kon er niet meer tegen, zei hij.'
Veel tijd had de rechter niet nodig om zijn vonnis te vellen: ontoerekeningsvatbaar, luidde het. Wat er precies scheelde, was nog niet duidelijk. Die diagnose zou later wel gemaakt worden. Of dat was althans wat Albert dacht. 'Het was een kortsluiting in zijn hoofd. Dat zei zowel de wetsdokter als de rechter. En eerlijk gezegd, we konden dat wel begrijpen. Ze hebben Frederic dan voor een maand in de gevangenis van Gent opgesloten, maar al snel hebben ze hem overgeplaatst naar de kliniek in Waregem. We dachten dat ze hem daar wel zouden helpen.'
Lang duurde het echter allemaal niet. Enkele dagen na zijn opname ging zijn vaste psychiater met vakantie. 'Wat er toen gebeurd is, weten we niet. Maar plots vloog hij opnieuw de cel in. In Merksplas dan nog, bijna 150 kilometer van ons. Kwestie van hem helemaal te isoleren.'
Weer in de isoleercel
Sinds toen gaat het van kwaad naar erger. De eerste dagen van zijn verblijf in Merksplas liep het al fout. De gevangenisdirectie was niet op de hoogte gebracht van zijn aandoening. 'Ze hadden het gewoon niet doorgegeven. Dat is toch middeleeuws. Ze hebben hem zelfs nooit deftig geobserveerd. Een paar consultaties van een uurtje, ja. Paranoïde en schizofreen, zeiden ze dan. Maar vergeet niet, in Nederland doen ze over dezelfde diagnose zes weken. En wat staat er nu in zijn dossier in vette drukletters? Dat hij een moeilijk geval is. Ja, je zou voor minder. In plaats van hem te behandelen, hebben ze hem tussen de échte criminelen gezet.'
En cipiers zijn geen psychiaters, zegt de moegetergde en terneergeslagen vader. 'Die cipiers hebben geen greintje begrip. Logisch dat het dan misloopt.'
Deze ochtend kreeg hij voor het eerst sinds lang zijn zoon aan de lijn. 'Ze hadden hem weer eens in de isoleercel gestoken. Wegens opvliegendheid tegen een cipier. Maar het kan nog erger, hoor. Een paar jaar geleden mocht hij een weekend naar huis komen. We gingen hem ophalen, maar een kwartier voor we daar waren, hadden ze hem vrijgelaten. Vrijgelaten! Zonder begeleiding. Dat doe je toch niet met iemand van wie je weet dat hij psychisch niet in orde is. Gevolg: mijn zoon is zeven weken spoorloos geweest. Hij heeft in Frankrijk gezeten, in Italië, overal. Gelukkig heeft hij niks misdadigs gedaan.'
Overal complotten
Albert klopte intussen al aan bij elke psychiatrische instelling waarvoor zijn zoon in aanmerking komt. Na aandringen kreeg hij nu en dan een afspraak voor een eerste kennismaking. Maar telkens opnieuw draaide het uit op niets. 'De instelling in Bierbeek was echt onze laatste hoop', zegt Albert. Maar ook daarvan kreeg hij begin deze week een njet.
'Nu zitten we op een dood spoor. Ik weet het niet meer… Mijn zoon valt niet te behandelen, zeggen ze allemaal. Omdat hij niet wil meewerken. Maar ja, was hij normaal, dan moest hij toch niet worden opgenomen. Frederic ziet in alles en iedereen complotten. Dat is nu juist de ziekte waaraan hij lijdt. Denken die psychiaters nu echt dat zo iemand vanaf de eerste dag gaat meewerken?'
'We hebben al een paar keer rechtstreeks naar Stefaan De Clerck gebeld (minister van Justitie, nvdr.). En dan spreken we nog niet over de dertig brieven die we al geschreven hebben. We gaan het opvolgen, schrijven ze dan in een schone brief. Je wordt van het kastje naar de muur gestuurd. Nu houden ze ons zelfs al niet meer aan het lijntje, ze hebben ons vlakaf gevraagd hem op te geven. Ik moet mijn eigen zoon stilaan beginnen te vergeten. Allez, dat doe je toch niet.'
'Wij willen niet dat hij vrijkomt, hé. Dat gaat niet, dat beseffen we ook. Maar we vragen dat hij wordt behandeld. Al drie jaar zit hij daar nu weg te kwijnen. En intussen tikt de tijd. Mijn zoon heeft ook maar één leven. Ik ga ermee slapen en ik sta ermee op. En dan belt mijn zoon mij vanuit Merksplas en zegt hij dat het allemaal mijn fout is. Ik zie hem nog graag, het blijft mijn kind. Maar zo kan het niet verder.'
Verhofstadt en VTM
'Onlangs gaf hij mij een papiertje. Er stonden vijf, zes trefwoorden opgeschreven. Guy Verhofstadt, AC Milaan, VTM. Zie je het verband, zei hij. Zie je het! Tja, wat moet een mens daarop antwoorden. Een andere keer zei hij dat het allemaal de schuld was van Telenet. Ik heb nooit echt diepgaande gesprekken met Frederic kunnen voeren. Dat ging gewoon niet. Maar drie, vier jaar geleden kon je wel nog een normaal gesprek met hem hebben.'
'Hij is de gevangenis vrij goed ingegaan, maar in drie jaar is hij er serieus op achteruitgegaan. Soms zit hij alleen, maar dikwijls moet hij ook een cel delen. Best van al zou hij in een rustige, helende omgeving zitten. Maar het enige dat hij nu krijgt, zijn pilletjes om hem kalm te houden. In al die jaren dat hij daar zit, heeft hij nog geen psychiater gezien. Ze hebben mijn zoon gewoon in de vergeetput gestoken.'
Publicatie: De Standaard
Publicatiedatum: 12 december 2009
Auteur: Dajo Hermans